De hikkejonge

Eerder gepubliceerd in: It Ark nr. 83 2024-01, p. 4 (bij overname vermelden).

Pieter Hoekstra vertelt.

Heit heeft dikwijls verteld dat toen hij twaalf of veertien was, dus in 1924 of '26, dat er toen een man bij pake kwam die zei: 'De Heren komen.'. De Heren van het Noorderleeg.

Dat waren Van Limburg Stierum en de Panhuys-familie, Van Harinxma thoe Slooten en nog enkelen. Die hadden daar aandelen in de 'Aanwas'. Dat was de een of andere stichting of NV, hoe dat precies heette weet ik niet. Maar de Heren kwamen zo nu en dan kijken hoe de kwelder vorderde. Maar niet elk jaar, want zo snel ging dat niet. Misschien een keer in de vijf jaar, ik weet het niet.

Pake moest met een wagen met stropakken erop, waar de Heren op zaten, het Noorderleeg op. En zo waren er een stuk of drie, vier wagens, boerenwagens. Het was zomer, er liep vee, schapen, pinken en paarden. Daarom zochten zij een 'hikkejonge'. En heit werd zo tot hikkejonge benoemd. Hij moest de hekken open doen, de Heren er door laten en het hek weer dicht doen. En dan moest hij zo snel mogelijk rennen om weer op de voorste wagen te komen om het volgende hek open te doen. Want de Heren wilden natuurlijk niet wachten. Dat hoort niet. Nu dat was een flinke klus. Maar het ging hem goed af.

Een rijksdaalder fooi

Na afloop zaten ze nog wat bij elkaar bij Folkert Roeda, de polhoeder, in de schuur en zei een van de Heren, wie dat nu was, misschien wel Van Eysinga, die zei: 'Het was hem opgevallen dat het hikkejonkje heel erg z'n best had gedaan. En of hij daarvoor al wat had gekregen?' Nou nee. Vervolgens werd met de pet, het zal wel een hoed zijn geweest, want het waren uiteraard Heren. Maar hoe het ook mag zijn geweest: een rondgang voor een fooitje. Toen kreeg heit een rijksdaalder fooi, twee gulden vijftig. Dat was toen veel geld!

Nu, dat heeft heit heel vaak verteld, daar was hij heel erg mee ingenomen. Wat ervan over gebleven is vertelt het verhaal niet, maar hij had een fooi van twee gulden vijftig gekregen, van de Heren.

De Citroën Traction Avant

Later was de zoon van Folkert Roeda polhoeder. Die had een Citroën Traction Avant. Wij liepen van de Fiifhústerdyk naar Hallum. Dan zei mem: 'Denk erom, als Roeda er aan komt, met zijn auto ...', dat gebeurde wel eens. Nu, er waren toen niet veel auto's. '... dan moeten jullie even in de berm gaan, want die man moet door kunnen. Die moet niet op jullie hoeven wachten.' Die Roeda was een heel belangrijk man. En, ja, dan moesten wij even opzij gaan.